De nota Spelen=Leren, waarin de uitgangspunten van het VVE-beleid zijn uiteengezet, is gebaseerd op o.a. het volgende uitgangspunt:
De peuterspeelzaal in Almere is een algemene basisvoorziening. Binnen deze basisvoorziening worden in heterogene groepen programma’s aangeboden aan risicokinderen.
Ondanks alle impulsgelden laat het college dit uitgangspunt los......
De nota Spelen=Leren, waarin de uitgangspunten van het VVE-beleid zijn uiteengezet, is gebaseerd op o.a. het volgende uitgangspunt:
De peuterspeelzaal in Almere is een algemene basisvoorziening. Binnen deze basisvoorziening worden in heterogene groepen programma’s aangeboden aan risicokinderen.
Er wordt gestuurd op de volgende effecten:
a. Voor kinderen van 2 tot 4 jaar zijn er voldoende en professionele voorzieningen in de wijk die voorzien in de functies spelen, ontmoeten en signaleren.
b. De peuters die dit nodig hebben zijn beter voorbereid qua taal-, sociale- en cognitieve vaardigheden voor het basisonderwijs.
Bij de behandeling van de najaarsnota 2011 heeft het college aangegeven de ontwikkelingen met betrekking tot Vroeg- en Voorschoolse Educatie(VVE), Onderwijsachterstandsbeleid(OAB) en peuterspeelzaalwerk goed in de gaten te houden. Op dat moment was het college niet bereid om de tekorten te dekken, omdat het college andere mogelijkheden zag voor De Schoor om door verschuiving van middelen en mogelijk tijdelijk inzet van reserves van De Schoor om dit probleem op te lossen.
De Schoor heeft inmiddels de ouders per brief geïnformeerd met de mededeling dat men verwacht dit jaar noodgedwongen dertien peuterspeelzalen te moeten sluiten. Daarbij zouden 20 tot 25 medewerkers door gedwongen ontslag hun baan verliezen. Onduidelijk is welke speelzalen de deuren zouden moeten sluiten. Eén van die peuterspeelzalen zou Pim Pam Pommetje zijn, dat kinderen opvangt met een ontwikkelingsachterstand en voor kinderen met een verstandelijke of lichamelijke beperking.
Deze toekomstige situatie leidt er toe dat alleen de zwakkere kinderen overblijven en dat er geen kinderen meer zijn waar zij zich eventueel aan kunnen optrekken omdat die volgens het college naar de commerciële kinderopvang (moeten) gaan waar weinig aandacht wordt besteedt aan onderwijsdoelen. Bovendien hebben deze ouders bewust de keuze voor het speelzaalwerk gemaakt.
In reactie daarop laat het college bij monde van wethouder Peeters via de media weten dat de kwaliteit van de zorg voor kinderen met een taal- of ontwikkelingsachterstand op peuterspeelzalen in Almere niet in gevaar komt.
De vraag is nu waarop deze hoop gebaseerd is, wat deze ontwikkeling betekent voor het reguliere speelzaalwerk en hoe de raad haar kaderstellende en controlerende rol in deze kan uitoefenen.
Het college wordt daarom verzocht de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden:
1. Wat zijn de consequenties van de voorgenomen sluitingen voor VVE/OAB en peuterspeelzaalwerk op de korte en middenlange termijn?
2. Welke gevolgen zijn te voorzien – voor zowel het imago, de toegankelijkheid als de ontwikkeling van kinderen – als alleen kinderen met een ontwikkelingsachterstand en van ouders met een lagere sociaal-economische positie op de peuterspeelzaal blijven?
3. Wordt het peuterspeelwerk door deze ontwikkeling een doelgroepvoorziening in plaats van een basisvoorziening?
4. Welke gevolgen zijn te voorzien na het loslaten van het uitgangspunt van heterogene groepen voor het bestrijden van segregatie in het onderwijs?
5. Welke gevolgen verwachten de partners in de keten waarin het peuterspeelzaalwerk actief is, te weten de JGZ als verwijzers en onderwijs als ‘ontvangers’ n.a.v. de beleidsmatige keuzes die zijn gemaakt?
6. Welke beleidsmatige keuzes maakt het college hierbij en wat betekenen deze keuzes voor rol en positie van het peuterspeelzaalwerk?
7. Waarom is de raad niet betrokken bij deze beleidswijzigingen?
8. Hoe kan de raad de monitoring van deze ontwikkelingen volgen?
9. Wordt de raad op korte termijn betrokken bij deze beleidswijzigingen ten aanzien van het peuterspeelzaalwerk?